Teylingen in de periode 1400 – 1500

De Moord Op Aleida van Poelgeest. Gravure van Reinier Vinkeles en Jacobus Buys uit 1794.

De Moord Op Aleida van Poelgeest.
Gravure van Reinier Vinkeles en Jacobus Buys uit 1794.

De Moord Op Aleida van Poelgeest

In 1395 werd heer Johan van Croonenburg aangesteld als houtvester. Hij plaatste Floris van Tol als kastelein op de burcht. Deze werd al spoedig vervangen door heer Coen Cuser van Oosterwijk. Onbekend is of dit te maken had met de woede van graaf Albrecht die, na de moord op zijn geliefde Aleid van Poelgeest in 1392, Coen Cuser van Oosterwijk, opdracht gaf om alle Hoekse kastelen te slechten. Zo moesten onder andere kasteel Duivenvoorde te Voorschoten, Warmond en Paddenpoel bij Leiden het ontgelden waarbij deze kastelen tot de laatste steen werden afgebroken. Waarschijnlijk had ook Teylingen te lijden, want de 17 jaar tevoren gerenoveerde burcht moest rond 1400 weer worden hersteld. Coen Cuser van Oosterwijk heeft zich zeer intensief met het kasteelcomplex bezig gehouden.


Het “nywe hues”

Ruïne van Teylingen anno 1596

Ruïne van Teylingen anno 1596

Er waren duizenden stenen benodigd om een nieuw huis te bouwen op de voorburcht. Dit ‘nywe hues’ werd, evenals een bijbehorende stal, geheel in steen uitgevoerd. De bouw van dit alles duurde tot 1406.

Het geld dat nodig was om de werklieden en het materiaal te bekostigen, werd wekelijks opgehaald op de Middelburg, het kasteel dat graaf Floris V had laten bouwen in de buurt van Alkmaar. De Middelburg was in de vroege vijftiende eeuw de ambtswoning van de rentmeester van Kennemerland, waar Teylingen onder ressorteerde.


Jacoba van Beieren

Nadat de burggraaf van Leiden korte tijd houtvester was geweest, bekleedden de heer van Eemskerk van der Woerdt en Hendrik van Borselen opeenvolgend het ambt van houtvester.

Portret van Jacoba van Beieren ca. 1435

Portret van Jacoba van Beieren ca. 1435

In 1428 was het de beurt aan Jacoba van Beieren. Deze belangrijkste, en meest tot de verbeelding sprekende bewoonster van Teylingen overleed na een zeer bewogen leven in oktober 1436, nog geen 35 jaar oud. Na een hoog oplopend meningsverschil met haar oom Jan en haar neef Filips van Bourgondië over de opvolging van haar vader, Willem VI, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, had ze in 1428 gedwongen afstand moeten doen van haar rechten op het graafschap. Ze kreeg het houtvestersambt toegewezen, en daarmee de Teylingse burcht. Verbleef ze de eerste jaren veelal in het kasteel te Sint Maartensdijk en slechts af en toe in Teylingen. Vanaf 1434 vertoefde ze steeds vaker in Teylingen, waarschijnlijk in het nieuwe huis op de voorburcht. In 1436, het jaar waarin ze overleed, verbleef ze permanent op het kasteel.

Bij haar overlijden, op 9 oktober 1436, liet Jacoba aanzienlijke schulden na. Deze waren van dusdanige aard dat haar echtgenoot Frank van Borselen afstand deed van de erfenis. Wel kocht hij enige zaken terug uit de boedel.

Na de dood van Jacoba werd heer Gerrit van Poelgeest als houtvester van Teylingen aangesteld. Toen hij in 1445 werd benoemd tot kastelein van Schoonhoven, volgde Frank van Borselen, Jacoba’s laatste echtgenoot, hem als houtvester op.


De late vijftiende eeuw

Portret van Anton van Bourgondië ca. 1463

Portret van Anton van Bourgondië ca. 1463

Na het overlijden van Frank, in 1470, bekleedde Anton van Bourgondië, een natuurlijke zoon van hertog Filips van Bourgondië, het houtvesterschap. Omdat hij meer aan het Franse hof verbleef dan in Teylingen, liet hij de dagelijkse gang van zaken over aan Philips van Wassenaer. Dit bleek geen gelukkige keus, want Philips verwaarloosde de duinen, bossen en wildernissen, liet in het wilde weg hout kappen om zijn eigen kas te spekken en verkocht de landerijen van de grafelijkheid zonder beperking of in erfpacht.

Daarom werd de houtvesterij in 1477 van Anton van Bourgondië afgekocht en volgde een complete hervorming. Vanaf nu was de stadhouder, d.w.z. de plaatsvervanger van de graaf, houtvester en werd het ambt te Teylingen waargenomen door een luitenant houtvester. Dit werd Cornelis Croesinck, die het slot in zwaar verwaarloosde staat aantrof.

Bron: Bezoekersgids van Teylingen

 

 

 

<>