Geschiedenis van het kasteel Teylingen
Het kasteel dat oorspronkelijk bewoond werd door de heren van Teylingen diende ter bescherming van de Rijndijk en de weg naar Haarlem. De heren van Teylingen, verwant aan het grafelijk huis, komen voor het eerst voor in 1143. Het is waarschijnlijk vanwege deze verwantschap dat de Teylingers het kasteel en de omliggende grond van de graaf in leen hadden gekregen. Op 1 januari 1282 sterft de laatste telg van dit geslacht en vervalt het kasteel aan de grafelijkheid.
Het slot kreeg de functie van jachtslot en houtvesterij van de Hollandse graven. De leenman, een bevriende edele, kreeg de titel van houtvester en werd feitelijk een soort ambtenaar. Deze houtvester liet er een kastelein wonen met de verantwoordelijkheid voor het beheer.
De bekendste houtvester was Jacoba van Beieren. Zij was uit de hoogste adellijke kringen afkomstig, maar had door een ongewenst huwelijk met Frank van Borsele haar rechten op de grafelijkheid verspeeld.
Ze overleed op Teylingen in 1436 aan tbc. Jacoba heeft er maar twee jaar gewoond.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het slot zwaar beschadigd. Teylingen valt in 1572, tijdens de belegering van Haarlem en Leiden, ten prooi aan de Spanjaarden en werd tot bouwval gereduceerd.
In 1888 werd de inmiddels zwaar verwaarloosde burcht aan het rijk geschonken en was het beheer van het monument vooral gericht op behoud en pas sinds 1933 wordt verder verval door constructieve maatregelen voorkomen.
Sinds 1 juni 2013 wordt de ruïne beheerd door:
Stichting Beheer Kasteel Teylingen.